Proef 05 Gouden glitters. |
april 2012
|
Benodigde chemicaliën en spullen: |
Vóór de proef.
| |
Gedestilleerd water (H2O): | 20 mL | |
Loodnitraat (Pb(NO3)2): | 30 milligram | |
Kaliumjodide (KI): | 30 milligram | |
Reageerbuizen: | 2 | |
Voorbereiding: |
Pb2+ + 2 I¯ → PbI2
In warm water daarentegen lost loodjodide veel beter op. Bij afkoelen kristalliseert het uit en wordt zichtbaar als
gouden glitters zodra je even schudt. Naarmate het koelen langzamer gebeurt, worden er grotere kristallen gevormd.
Na afloop van de proef:
De gebruikte en ontstane chemicaliën zijn giftig en schadelijk voor het milieu. Dus alles verwarmen zodat
het loodjodide is opgelost, dan in een potje doen, deksel erop, opschrijven dat er loodjodide in zit, en bij de
gemeentelijke milieudienst inleveren.
|
|
|
Glitters in het lab en in de zon. |
Nadere beschouwingen van de M.S.
De molaire massa's (Binas, tabel 98) van Pb(NO3)2 en KI zijn resp. 331,2 en 166,0.
De gunstigste massaverhouding is dus 331,2 : (2 x 166,0) = 331,2 : 332. Binnen de foutenmarge van de
gebruikte weegschaal is dat 1:1. De afgewogen hoeveelheden zijn gelijk dus voldoen. Daarom zal
je na de reactie niets overhouden van de beginproducten. Na het affilteren van het vaste PbI2
houd je een "zuivere" KNO3-oplossing over. Beide kun je bewaren voor eigen gebruik. Het PbI2
kun je desgewenst gebruiken als pigment in een zelf te maken verf, bijvoorbeeld door mengen met eigeel.
De KNO3-oplossing bevat 0,18 mmol in 20 mL. Dus de concentratie is 0,18 : 20 = 0,009 mmol/mL oftewel
0,009 mol/L. Dus je hebt 20 mL 0,009 M KNO3. Een behoorlijk slappe oplossing: niet de moeite
waard om in een flesje te stoppen. Eenmalig in het gietwater voor de planten doen is een beter idee.
|