Proef 20 Ballonnetje opblazen. |
juli 2012
|
Benodigde chemicaliën en spullen: |
Een ballon wordt opgeblazen. | |
Natriumhydroxide (NaOH): | 12 gram | |
Aluminium (Al): | 8 gram | |
Water (H2O): | 150 mL | |
Petfles: | ca. 500 mL | |
Opblaasballon, touwtje | ||
Voorbereiding: |
Verklaring:
Er is in de fles waterstofgas ontstaan door de navolgende reactie:
2 Al (s) + 2 OH¯ (aq) + 6 H2O →
2 [Al(OH)4]¯ (aq) + 3 H2 (g)
Deze reactie is erg exotherm, d.w.z. produceert warmte. Daarom is koelen belangrijk, anders wordt de boel zo
heet dat er niet alleen waterstofgas, maar ook waterdamp in de ballon komt. Dat condenseert later weer en
verzwaart daarmee de ballon zodat die niet zal opstijgen.Hoeveel is nodig? Weeg ballonnetje en touwtje vooraf. Dat is bijvoorbeeld samen 5 gram. Eén liter lucht weegt 1,29 g, één liter waterstof 0,09 g. Elke liter waterstof levert dus een opwaartse kracht van Om zeker genoeg waterstof te hebben neem je dubbele hoeveelheden van deze goedkope chemicaliën: 8 gram Al en 12 gram NaOH. Na afloop van de proef: |
Dansend in de zon.
|